Omschrijving
Melk komt van melkkoeien. In Nederland zijn er al eeuwen veel boeren die koeien houden en melk leveren. Dit maakt deel uit van de Nederlandse cultuur en landschap.
Van melk wordt een groot aantal melkproducten gemaakt. Vaak gaat het om kaas, maar ook karnemelk, yoghurt en boter zijn bekende voorbeelden.
Zuivel is een andere naam voor melk en melkproducten. Zuivel is in Nederland een onderdeel van een gezond voedingspatroon en staat daarom in de Schijf van Vijf.
Magere, halfvolle en volle melk
Melk staat in de winkel als magere, halfvolle en volle melk. Deze benaming hangt samen met het vetpercentage. Magere melk bevat het minst vet en volle melk het meest.
Gepasteuriseerde, gesteriliseerde en rauwe melk
In melk komen bacteriën voor. Om deze onschadelijk te maken vindt pasteurisatie of sterilisatie plaats.
- Gepasteuriseerde melk en melkproducten zijn kort verhit, rond de 72°C Hierbij worden niet alle bacteriën uitgeschakeld. Daarom blijven gepasteuriseerde producten niet heel lang goed en moeten ze in de koelkast bewaard worden.
- Bij sterilisatie worden alle bacteriën gedood door het sterk te verhitten boven de 100°C. Daarom is gesteriliseerde melk lang houdbaar en staat het buiten het koelvak in de winkel. Het sterke verhitten voor langere tijd zorgt ervoor dat de melk een afwijkende smaak krijgt. Tegenwoordig is gesteriliseerde melk meestal kort verhit op ultrahoge temperatuur (UHT). De smaak van UHT-producten wijkt minder af van gepasteuriseerde melk dan bij de ‘oude’ manier van steriliseren.
- Rauwe melk is niet gepasteuriseerd of gesteriliseerd.
Soorten melkproducten
Hieronder worden bekende melkproducten omschreven.
Kaas en
yoghurt hebben een eigen pagina.
- Chocolademelk is gemaakt van volle, halfvolle of magere koemelk vermengd met cacaobestanddelen, suiker, verdikkingsmiddelen en geur- en smaakstoffen. Soms is er melkpoeder gebruikt in plaats van verse melk. Chocolademelk is altijd gesteriliseerd.
- Crème fraîche ontstaat door aan gepasteuriseerde slagroom melkzuurbacteriën toe te voegen. Het is een basis voor sauzen. Crème fraîche is te gebruiken in warme gerechten omdat het niet schift.
- Gecondenseerde melk met suiker is ingedampte melk met veel suiker. Het zit in blik. Je kunt het ongekoeld bewaren, en is daarom een populaire drank in de tropen. Daar lengen ze het met water aan om er een zoete melkdrank van te maken.
- IJs bestaat vooral uit magere melk en room. Er bestaat ook ijs op basis van yoghurt of karnemelk.
- Karnemelk ontstaat door microbiologische verzuring van melk. Er zitten levende melkzuurbacteriën in en minder dan 1% vet. Ondermelk is melk die overblijft als je de room eraf haalt.
- Slagroom is altijd gemaakt van koemelk en heeft een vetgehalte van ten minste 30%. Er is zowel gepasteuriseerde als gesteriliseerde slagroom.
- Kookroom is room met zetmeel, waardoor de room niet schift in warme gerechten.
- Koffiemelk is melk waar water is uitgehaald en het heeft daardoor een hoog vetpercentage en is wat dikker dan gewone melk. Er is volle, halfvolle en magere koffiemelk te koop.
- Vla ontstaat bij het verhitten van melk met zetmeel, suiker, geurstoffen, kleurstoffen en smaakstoffen. Vla bestaat voor minimaal de helft uit melk.
- Zure room, ook wel bekend als sour cream wordt gemaakt door gepasteuriseerde koffieroom aan te zuren met melkzuurbacteriën. Zure room is vooral geschikt voor koud gebruik omdat het snel schift.
Herkomst
Nederland produceert veel zuivel. De meeste melkproducten, zoals kaas en melkpoeder, zijn bedoeld voor de export. Tegelijkertijd importeert Nederland veel zuivel zoals yoghurt, dranken en toetjes, vooral uit Duitsland en daarnaast België, Frankrijk en Engeland.
Melkproductie
Een melkkoe moet elk jaar 1 kalfje ter wereld brengen om melk te kunnen geven. De bevruchting vindt meestal plaats door kunstmatige inseminatie. De laatste 6 tot 8 weken van de zwangerschap wordt de koe niet meer gemolken. De uier kan zich dan herstellen van het 2 keer per dag melken.
Gemiddeld zijn melkkoeien na 4 of 5 jaar uitgemolken. Daarna worden ze geslacht voor het vlees. Het overgrote deel daarvan komt terecht in vleesproducten, zoals rundervinken, verse worst, gehakt en hamburgers.
Een koe geeft ongeveer 21 liter melk per dag. De melkveehouder melkt koeien 2 keer per dag, 's morgens vroeg en in de namiddag. Dat gebeurt met een melkmachine. Voor het melken maakt de melkveehouder eerst de uier van de koe schoon. De melk gaat via leidingen rechtstreeks van de uier naar grote koeltanks.
Na het melken worden de melkstal, de ruimte waar de melktank staat en de melkleidingen schoongemaakt en gedesinfecteerd.
Melken kan ook gebeuren met melkrobots. Daarbij bepaalt de koe zelf wanneer ze gemolken wil worden. De koe loopt een ruimte binnen. Hier herkent een computer de koe, geeft het eten en ondertussen sluit een melkmachine zich automatisch aan op de uiers.
Verwerking van melk
De meeste koemelk gaat via de melkfabriek naar de consument. Een klein deel verwerken boeren zelf tot boerenkaas en yoghurt. Daarnaast blijft er wat melk op de boerderij voor eigen gebruik, bijvoorbeeld voor de kalveren. Slechts 7% wordt als melk verkocht. Meer dan de helft van de melk is bedoeld voor het maken van kaas. Ruim 5% heeft als bestemming yoghurt en andere zuiveltoetjes.
In de fabriek
De zuivelfabriek haalt om de 3 dagen melk op met een tankauto. Het wordt gecontroleerd op resten diergeneesmiddel, de hoeveelheid bacteriën en het vet- en eiwitgehalte. Hoe hoger het vet- en eiwitgehalte, hoe hoger de prijs die de boer voor de melk krijgt.
De zuivelfabriek verwerkt de melk tot verschillende producten. Eerst pompen ze de melk in grote opslagtanks. Dan standaardiseren ze het vetgehalte. Standaardiseren houdt in dat een centrifuge het melkvet van de melk scheidt, waarna ze het vet weer toevoegen totdat het gewenste vetpercentage is bereikt. Zo krijg je volle, halfvolle of magere melk.
De melk wordt vervolgens gepasteuriseerd om de bacteriën te doden. Met een centrifuge worden soms nog meer bacteriën uit de melk gehaald.
In de fabriek persen ze de melk door hele kleine openingetjes om zo de vetbolletjes in de melk kleiner te maken. Hierdoor lost het vet beter op. Dit heet homogeniseren. Dit zorgt ervoor dat het vet niet op de melk gaat drijven, het geeft de melk een vollere smaak en een wittere kleur.
De melk wordt vervolgens afgekoeld en in een gekoelde opslagtank bewaard. Het is nu klaar om verpakt te worden. Ook na verpakking blijft het gekoeld opgeslagen. Dagelijks worden de zuivelproducten bij distributiecentra gebracht, om vervolgens naar het verkooppunt te gaan.
Bewaren
Melkproducten bederven snel. Daarom gelden de volgende bewaaradviezen:
- Bewaar gepasteuriseerde melkproducten altijd in de koelkast.
- Zet lang houdbare melkproducten na opening direct in de koelkast. Een ongeopend pak kan buiten de koelkast worden bewaard.
- Zet melkproducten na gebruik meteen terug in de koelkast. Buiten de koelkast warmt de melk snel op.
- Let altijd op de THT-datum. Na opening is de houdbaarheid beperkt.
- Zorg dat de koelkast op 4°C staat.
Wanneer melk en melkproducten bedorven zijn, kun je dit met je zintuigen beoordelen. Ze gaan zuur ruiken en smaken. Of er ontstaat een laagje vocht op yoghurt, crème fraîche of karnemelk, maar dat betekent niet direct dat het product bedorven is. Als een product veel melkvet bevat kan het rans worden of neemt het geuren uit de omgeving aan.
Gezondheidseffecten
Melk en melkproducten bevatten zowel eiwit, vet als koolhydraten. Ze zijn een bron van de vitamines B2, B12 en calcium. Het levert bovendien mineralen als fosfor, kalium, magnesium en zink. Afhankelijk van de hoeveelheid vet levert het ook vitamine A. De gehalten variëren afhankelijk van de hoeveelheid en soort melk en de eventuele andere ingrediënten in het product.
Melk en melkproducten, waaronder kaas, leveren gemiddeld ongeveer 60% van de dagelijkse inname van calcium en 40% van die van vitamine B12. Zuivel is daardoor belangrijk voor een gezonde voeding in Nederland.
In sommige zuivelproducten zoals vla, pudding en vruchtenyoghurt zit toegevoegd suiker. In deze producten zitten daarom vaak ook meer calorieën.
Vetgehalte
Volle melk en melkproducten bevatten meer verzadigd vet dan magere of halfvolle zuivel. Het vet in melk bestaat uit meer dan 60% verzadigd vet. Als koeien gras krijgen of olie in het voer stijgt het gehalte meervoudig onverzadigd vet.
Het vetgehalte van een aantal melkproducten is wettelijk bepaald. In de fabriek worden de vetgehaltes aangepast en halen ze vet uit melk. Het wettelijk vastgestelde vetgehalte van melk is:
- 3,5% voor volle melk
- 1,5 tot 1,8% voor halfvolle melk
- minder dan 0,5% voor magere melk
- minder dan 1% voor karnemelk.
Per beker volle melk is dat 8 gram vet, waarvan 5 gram verzadigd vet. Voor een beker halfvolle melk is dit 4 gram vet, waarvan ongeveer 2,4 gram verzadigd is.
De tabel geeft een aantal andere voorbeelden. Raadpleeg voor het werkelijke vetgehalte de verpakking.
Darmkanker
Zuivel verkleint het risico op darmkanker. Het gebruik van 400 gram zuivel per dag hangt samen met een ongeveer 15% lager risico op darmkanker. Het gebruik van melk hangt per 200 gram per dag samen met een 10% lager risico op darmkanker. De bevinding dat inname van calcium uit supplementen ook samenhangt met een lager risico op deze ziekte ondersteunt dit verband. De gevonden verbanden staan beschreven met de term risico. Lees meer over het beoordelen van risico’s.
Diabetes type 2
Eet je yoghurt, dan verklein je de kans op diabetes type 2. Onderzoek toont aan dat het gebruik van 60 of meer gram yoghurt per dag hangt samen met een ongeveer 15% lager risico op diabetes type 2 ten opzichte van minder dan 10 gram per dag.
Hart- en vaatziekten
Veel verzadigd vet in de voeding verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. Een deel van het vet in zuivel is transvet. Dit vet geeft nog meer risico op hart- en vaatziekten. Bij het eten van magere zuivelproducten krijg je niet te veel verzadigd vet of transvet binnen.
Botontkalking
Calcium is van belang voor de botontwikkeling en daarmee voor het voorkomen van
botontkalking (osteoporose). Er is onderzoek gedaan naar de relatie tussen botbreuken bij vrouwen en
melk drinken. Er is geen bewijs gevonden dat er een relatie is: vrouwen die
veel melk drinken lopen dus niet meer risico op botbreuken dan vrouwen die
weinig melk drinken.
Lactose-intolerantie
In melk zitten melksuikers, ook wel lactose genoemd. Wanneer lactose niet of niet volledig wordt verteerd is er sprake van
lactose-intolerantie. In harde kazen zit geen lactose meer. Dit komt doordat het gefermenteerd is. Hierbij zetten melkzuurbacteriën lactose om in melkzuren. Een deel van de lactose blijft in de wei achter.
Koemelkallergie
Koemelkallergie is de meest voorkomende voedselallergie bij baby’s. Bij een koemelkallergie moeten koemelk en kunstvoeding op basis van koemelk vermeden worden. Bij het vermoeden van een allergie voor koemelk is het belangrijk het consultatiebureau of huisarts te raadplegen.
Vertering van melk: ‘A1’ versus ‘A2’
Bepaalde supermarkten verkopen sinds oktober 2016 2 soorten melk: ’gewone’ melk en zogenoemde A2-melk. De 2 soorten verschillen in een bepaald type eiwit. Het eiwit beta-caseïne uit melk bestaat namelijk in 2 varianten, de A1- en de A2-variant. In melk van Nederlandse koeien komt zowel de A1- als de A2-variant voor, maar voornamelijk de A2-variant. Over de A2-melk wordt gesuggereerd dat het beter te verteren is of minder darmklachten geeft. Er is alleen geen goede onderbouwing met resultaten uit grote betrouwbare onderzoeken die dit bewijst. Dus het is niet aangetoond dat mensen melk met alleen de A2–variant van beta-caseïne beter verdragen dan mensen die denken last te hebben van melk met de A1-variant.
In 2009 heeft de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA een uitgebreid onderzoek gedaan naar het peptide (bouwsteen van eiwit) dat ontstaat bij de vertering van de A1-variant van beta-caseïne. De EFSA concludeerde dat er onvoldoende bewijs is dat deze peptide schadelijke effecten heeft.
Veiligheid
Ziekteverwekkers
In rauwe melk kunnen onder andere de bacteriën campylobacter, listeria, salmonella, E. coli, Bacillus cereus en Staphylococcus aureus voorkomen. Verhitting doodt deze bacteriën. Melk uit de winkel is gepasteuriseerd of gesteriliseerd en dus veilig.
Diergeneesmiddelen
Diergeneesmiddelen kunnen in de melk terecht komen, maar hier wordt streng op gecontroleerd. Koeien die antibiotica hebben gekregen, worden een bepaalde tijd apart gemolken. De melk gaat niet mee naar de fabriek. Melk mag alleen verkocht worden als er geen resten van medicijnen zijn aangetroffen.
Schadelijke stoffen
Wat de koe binnenkrijgt, kan ook in koemelk terecht komen. Zuivel kan daarom kleine hoeveelheden dioxines, PCB’s, aflatoxine, zware metalen en bestrijdingsmiddelen bevatten door milieuverontreiniging.
Melkproducten zijn een bron van dioxineachtige stoffen. Deze schadelijke stoffen zitten in het melkvet. Halfvolle en magere zuivel bevat daarom minder dioxines en PCB’s. Er zijn veiligheidsnormen vastgesteld. Ernstig vervuilde melkproducten boven de norm worden zelden aangetroffen.
Hormonen
In Europa is het niet toegestaan om melkkoeien hormonen toe te dienen. In andere landen zoals de Verenigde Staten wel. Melk van koeien die zijn behandeld met hormonen komt Nederland niet binnen.
Voedingsadvies
Halfvolle en magere melk en melkproducten staan in de Schijf van Vijf vanwege de positieve effecten op de gezondheid. Lees meer over
zuivel en vul de
Schijf van Vijf voor jou in voor een voedingsadvies op maat.
Zuivelvrij eten
Puur de voedingsstoffen uit zuivel kun je vervangen door te kiezen voor een plantaardige vervanger met eiwit en toegevoegd calcium en vitamine B2 en B12, zoals bepaalde sojadranken. Plantaardige vervangers van zuivel leveren niet de gezondheidswinst van zuivelproducten. Maar door de calcium en vitamine B2 en B12 die eraan is toegevoegd, leveren ze wel voedingstoffen die je mist als je geen zuivel gebruikt.
Wie helemaal geen dierlijke zuivel of plantaardige vervanger eet of drinkt doet er goed aan naar de diëtist of arts te gaan voor een persoonlijk voedingsadvies.
Rauwe melk en rauwmelkse kaas
In rauwe melk of kaas gemaakt van rauwe melk kunnen bacteriën zitten. Mensen met een lage weerstand, zieken, zwangeren, ouderen en jonge kinderen kunnen producten van rauwe melk beter vermijden of ze door en door verhitten.
Lees meer over rauwe melk.
Etiket
Eisen ten aanzien van etikettering zijn vastgelegd in de warenwet etikettering. Kijk naar het
online etiket voor meer uitleg over de verschillende onderdelen van het etiket.
Herkomst
Europese voedingsmiddelen die minstens 50% zuivel bevatten, krijgen een speciaal logo. Dit ‘EU-ovaal’ bevat de code van de producent, de aanduiding EG en de afkorting van het land van herkomst. Meestal komt de melk ook uit dat land maar dat hoeft niet zo te zijn. De melk kan er ook alleen verwerkt zijn.
Alle erkende Nederlandse zuivelbedrijven hebben een nummer. Op de website van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) staat een lijst die aangeeft welk bedrijf bij welk nummer hoort. Als er een probleem is met de melk, kan op deze manier getraceerd worden waar de melk vandaan komt. Bij sommige melkproducten kun je ook zien van welke boerderij de melk komt.
Beschermde Oorsprong
Er zijn ook melkproducten in Europa wettelijk beschermd. Zij mogen zich vernoemen naar een regio, omdat ze ook echt daarvandaan komen. Dit zijn producten met een Beschermde Oorsprongs Benaming (BOB). Een voorbeeld hiervan is Noord-Hollandse Gouda kaas.
Vetgehalte
Er is volle, halfvolle en magere melk. Als melk een afwijkend vetgehalte heeft, moet dat duidelijk op de verpakking staan.
Gepasteuriseerd, gesteriliseerd en rauw
Melk uit de winkel is gepasteuriseerd of gesteriliseerd. Lang houdbare melk is te koop onder de naam ‘gesteriliseerde melk’ of ‘UHT-melk’ en staat buiten het koelvak.
Bij kaas is op het etiket te zien of het gaat om rauwe melk ("au lait cru") of gepasteuriseerde melk.
Keurmerken
Voor melk kan je met de volgende keurmerken letten op dierwelzijn en duurzaamheid:
- EKO-keurmerk: Biologische zuivel is afkomstig van koeien die biologisch zijn gehouden. Ten opzichte van gangbare zuivel krijgt de koe minimaal 60% ruwvoer, voornamelijk gras. Het krachtvoer dat ze krijgen is biologisch geteeld bevat geen genetisch gemodificeerde soja. De koe loopt minstens 120 dagen per jaar buiten in een weiland waar geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn. Klaver in het weiland dient als natuurlijke mest. Er worden alleen diergeneesmiddelen gebruikt om te genezen, niet om te voorkomen. Er bestaan ook nadelen voor biologische zuivel. Het is duurder. Biologische koeien geven bijna 1/5 minder melk dan andere koeien. Omdat ze langer leven geven ze de laatste jaren minder melk en hebben ze gemiddeld vaker last van uierontsteking. Verder hebben biologische bedrijven minder koeien per hectare, waardoor er meer land nodig is.
- Demeter: Biologisch-dynamische koeien krijgen voor minstens 80% voer van het eigen bedrijf. Al het voer moet biologisch zijn. Verder worden de koeien niet onthoornd. Op dit melk kan er een laagje vet komen als je het lang laat staan. Dit komt omdat het in de fabriek niet is homogeniseerd. Dit wil zeggen dat de vetbolletjes groter zijn dan in gewone melk waardoor het minder goed oplost.
- On the way to PlanetProof: heeft een brede benadering van duurzaamheid. Milieu is het belangrijkste aandachtspunt, maar er zijn ook criteria voor bijvoorbeeld dierenwelzijn: alle koeien krijgen ten minste 120 dagen 6 uur weidegang. Per 10 melkkoeien is minimaal 1 hectare huiskavel beschikbaar. Minimaal 50% van het eiwit van het voer van de koeien komt van eigen land. Aan de thema’s biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn en diergezondheid is aandacht besteed.
- Beter Leven: Het Beter Leven-keurmerk stelt voor de zuivelproductie eisen aan dierenwelzijn en milieu. Bijvoorbeeld om de biodiversiteit te stimuleren. Fosfaat- en stikstofkunstmest mogen niet worden gebruikt. De boeren moeten stroom uit hernieuwbare bronnen uit Nederland gebruiken en er zijn eisen voor het gebruik voor gewasbeschermingsmiddelen. Voor het Beter Leven-keurmerk met 3 sterren zijn de eisen strenger dan voor het keurmerk met 1 ster. Ook zijn de eisen voor dierenwelzijn strenger, over de minimale ligruimte, ruimte om te lopen, de weidegang en transportduur.
Duurzaamheidsaspecten
Melkveehouderijen moeten voldoen aan strenge eisen op het gebied van milieu. Desondanks heeft de productie van zuivel een grote impact.
Mest
Een melkkoe produceert ongeveer 13.000 kilogram mest per jaar. Te veel mest zorgt voor vervuiling van de bodem en het water. Dit komt door het nitraat, fosfaat en vooral door het ammoniak dat in mest zit. Nederland heeft de hoogste mestproductie per hectare in Europa.
Daarom heeft de overheid een mestbeleid. Een bedrijf mag niet meer dan een bepaalde hoeveelheid mest produceren. De mest moet ook op de juiste manier verwerkt worden. Zo mag mest niet meer worden uitgereden, maar alleen worden geïnjecteerd in de grond. Daarbij komt veel minder ammoniak vrij.
Ongeveer de helft van de ammoniakuitstoot in Nederland komt uit mest van de melkveehouderij. Ammoniak slaat neer als stikstof. Stikstof maakt de grond van nature voedselarme natuurgebieden rijker. Hierdoor verdwijnt juist veel variatie in plantengroei. Daardoor verdwijnen ook diersoorten.
De impact op het milieu is ongeveer hetzelfde als koeien buiten lopen of niet. Ook de mest van koeien die binnen gehouden worden, komt uiteindelijk in de buitenlucht terecht.
Broeikaseffect
Van alle veehouderijen veroorzaakt de rundveehouderij de meeste broeikasgassen. In Nederland nemen melkveehouderijen 8% van de broeikasgassen voor hun rekening. Uit de mest komt namelijk lachgas en methaan vrij.
Binnen de veeteelt is de bijdrage van methaan aan het broeikaseffect het grootst. Herkauwers zoals koeien maken methaan aan in hun maag. Dat ontstaat bij het fermenteren van gras en voer.
Sinds 1990 is de uitstoot van broeikasgassen door de melkveehouderij met ongeveer 1/5 verminderd. Dat komt vooral doordat er minder koeien zijn. Het aantal koeien was in 2016 het hoogst, maar is daarna gaan dalen naar 3,8 miljoen in 2019. Er wordt gewerkt aan stallen die de uitstoot op kunnen vangen en andere manieren om de uitstoot te verminderen.
Biologische melkveehouderijen stoten per hectare ongeveer 1/3 minder broeikasgassen uit dan gangbare veehouderijen. Ze houden gemiddeld minder koeien op meer grond en gebruiken geen kunstmest. Ook kunstmest draagt bij aan het broeikaseffect.
CO2, energie en water
De melkindustrie draagt ook bij aan de CO2-uitstoot. Dit broeikasgas komt vooral door het energieverbruik dat nodig is om melk te produceren. Koeien hebben veel voer nodig en het verbouwen daarvan kost water en energie. Denk met name aan energie die nodig is voor tractoren, melkmachines, transport en de productie van kunstmest. Er komt ook veel CO2 vrij als bos plaats moet maken voor akkers om veevoer te verbouwen of om er grasland van te maken.
Daarnaast krijgen koeien krachtvoer, zoals sojaschroot en mais, zodat ze meer melk kunnen geven. Omdat soja en mais verbouwd en meestal geïmporteerd worden, geeft dit extra milieubelasting.
Als koeien extensief gehouden worden, valt het water- en energiegebruik mee. Dit wil zeggen dat ze grazen op uitgestrekte landerijen en geen krachtvoer eten. Het komt in Nederland weinig voor dat koeien extensief worden gehouden. Maar er zijn wel verschillen, bijvoorbeeld als het gaat om de hoeveelheid krachtvoer die de dieren krijgen.
Veevoer
De melkveehouderij heeft ook een pluspunt. Het grasland wordt heel goed benut door het houden van melkvee. Het laagliggende, natte grasland is namelijk niet geschikt om ander voedsel op te verbouwen.
Het menu van melkkoeien bestaat voor 2/3 uit gras. Gemiddeld eet een koe 60 kilo gras per dag. Daarnaast krijgen ze krachtvoer, zoals sojaschroot, aardappelen en snijmais, zodat ze meer melk kunnen geven.
Ontbossing
Het verbouwen van soja voor veevoer draagt bij aan de ontbossing van tropische bossen en regenwoud.
Minder biodiversiteit
Bij het Nederlandse landschap horen koeien. Tegenwoordig zijn er minder koeien en lopen er minder koeien buiten dan vroeger. De meeste koeien in Nederland zijn Holstein-Friesian koeien. Dit ras produceert de meeste melk. Veel oude rassen zijn verdwenen.
De ammoniak in mest zorgt voor minder diversiteit aan planten en insecten in het weiland. Dat heeft voor een deel te maken met veranderingen in de melkveehouderij, bijvoorbeeld de schaalvergroting en het verdwijnen van houtwallen en bosjes. Ook loopt het aantal weidevogels terug, met name de grutto verdwijnt. Dit komt door het vertrappen van nesten door koeien, het maaien van het weiland, te weinig beschermende beplanting en roofdieren.
Duizenden melkveehouders hebben als maatregel een contract met de overheid om, tegen vergoeding, hun werkwijze aan te passen. De boer maait het gras bijvoorbeeld niet als de weidevogels aan het broeden zijn. Ook maait en bemest de boer niet bij de slootkant, zodat in de sloot geen meststoffen terecht komen. Hierdoor kunnen er zeldzame planten blijven groeien en kunnen grutto’s, andere dieren en insecten overleven.
Genetische modificatie
In Nederland worden geen genetisch gemodificeerde koeien gehouden. Melk en melkproducten bevatten dus ook geen genetisch gemodificeerde stoffen. Ook als melkkoeien genetisch gemodificeerd voedsel krijgen zie je dat niet terug in de melk.
Dierenwelzijn
Melkbedrijven moeten voldoen aan regels voor het voederen, de verzorging en de huisvesting van dieren, de hygiëne in de melkstal, de melkopslag en behandelingen van de veearts. In sommige melkveehouderijen krijgen melkkoeien beter de kans om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Koeien in de wei en koeien die leven in een goede stal krijgen hier meer kans voor.
Koeien in de wei
Het welzijn van koeien die buiten in een weiland kunnen lopen is beter dan van koeien die op stal blijven. In de wei kunnen koeien zich natuurlijk bewegen, kuddegedrag vertonen, spelen, onbeperkt grazen en liggen in verschillende houdingen. Dat vermindert de strijd om ruimte en voer en vermindert daarmee de stress bij dieren die lager in de rangorde staan.
De wei is meestal schoon, droog en biedt een verende ondergrond. Het rondlopen is ook goed voor de poten, klauwen en uiers van melkkoeien. De kans op uierontstekingen, op elkaars spenen trappen, gestoorde bewegingen, kreupelheid en klauwaandoeningen is lager dan bij koeien die binnenblijven.
De meeste melkkoeien lopen in de zomermaanden overdag buiten. Staan de koeien in de zomer overdag minimaal 120 dagen buiten dan mag het weidezuivel genoemd worden. Eerst was dit alleen herkenbaar door het EKO-keurmerk. Nu is het zo dat bijna alle koelverse zuivel van bekende merken en supermarkten afkomstig is van koeien die minimaal 120 dagen buiten gelopen hebben.
Koeien op stal
Ongeveer 1/3 van de koeien staat het hele jaar op stal. Dat heeft een aantal oorzaken. Een boer heeft niet altijd voldoende grond bij het bedrijf om alle koeien naar buiten te laten. En als er te veel koeien lopen op een stukje land, worden de normen voor nitraat en fosfaat uit mest al snel overschreden. Ook kost het tijd en geld om de koeien weer naar binnen te halen voor het melken.
Het welzijn van de koeien en hoeveel natuurlijk gedrag ze kunnen vertonen hangt af van het soort stal waarin ze leven.
Ligboxstallen
In Nederland wordt het meeste melkvee in ligboxstallen gehouden. Hierin kunnen koeien vrij rondlopen en naar behoefte eten. De koeien lopen over betonnen roosters boven een mestkelder. Iedere koe heeft een eigen ligplaats of ligbox. In de ligbox ligt strooisel of rubberen matten.
Ligboxstallen voldoen niet in alle opzichten aan de hoogste welzijnsnormen:
- Op betonnen roosters krijgen koeien eerder problemen met hun klauwen en komen doorligplekken op knie- en hakgewrichten voor.
- De ligboxen zijn soms te smal, te kort of te hard, waardoor er onvoldoende ligcomfort is.
- De looppaden zijn vaak smal, zodat de koeien elkaar moeilijk kunnen passeren
Potstallen
Biologisch melkvee leeft vaak in potstallen. Een potstal is beter voor de koe dan een ligboxstal:
- Koeien kunnen vrij rondlopen
- Koeien staan op stro en laten daarin hun mest vallen. Op de laag van stro en mest wordt regelmatig weer nieuw stro geworpen. De stal wordt 1 of 2 keer per jaar uitgemest. De mest is bestemd voor het eigen land.
- De laag van stro en mest is goed voor de poten
- Er zijn comfortabele ligmogelijkheden
- De koeien leven in groepsverband zoals ze dat van nature ook doen
- Bij het grazen en het liggen kunnen koeien onderlinge afstand aanhouden zoals ze dat van nature ook doen
Grupstal
Een enkele boer houdt nog koeien in een grupstal. In grupstallen staan koeien vastgebonden naast elkaar. Achter hen langs loopt een ‘grup’ waarin de mest en urine van de koeien worden opgevangen en afgevoerd. De mest wordt meestal gebruikt op het eigen grasland. Het is geen diervriendelijke manier om melkvee te houden. Consumenten kunnen niet aan een product zien of de koe in een grupstal heeft geleefd.
Onthoornen
Koeien worden onthoornd om te voorkomen dat ze elkaar letsel kunnen toebrengen. Sinds 1990 mag dit niet meer zonder plaatselijke verdoving. Toch blijkt dit in de praktijk nog wel te gebeuren. Er is discussie over het onthoornen van koeien, met betrekking tot de invloed op het natuurlijk gedrag van de dieren.
Uierontsteking
Een veelvoorkomend gezondheidsprobleem bij melkvee is uierontsteking. Dit kan komen doordat de melkmachine vacuüm blijft zuigen, ook als de koe al uitgemolken is. Andere oorzaken zijn besmette vliegen en bevuilde uiers. In de gangbare melkveehouderij worden antibiotica gebruikt om uierontsteking te voorkomen of te behandelen. De melk van de koeien die antibiotica krijgen wordt niet verkocht.
Eerlijke handel en melkprijs
Sinds enige tijd werkt de EU aan een vrijere zuivelmarkt. Inmiddels zijn de meeste overheidssubsidies afgebouwd of stopgezet. In plaats daarvan geeft de EU-inkomenssteun, die niet afhankelijk is van de productie. De overheid verlaagt de gegarandeerde minimumprijzen stap voor stap.
Sinds de invoering van de melkquota (maximale hoeveelheid melkproductie per land en per boerderij) in 1984 zijn de voorraden in de Europese Unie verminderd. Er dreigen zelfs tekorten nu de wereldvraag naar zuivel toeneemt. In 2015 komen de quota geheel te vervallen. De verwachting is dat Nederlandse boeren dan meer melk gaan produceren.