E-nummers zijn bijvoorbeeld kleurstoffen, smaakversterkers en conserveermiddelen. Ze mogen als ingrediënt aan eten en drinken worden toegevoegd om producten te verbeteren. Als in een product een E-nummer zit, dan staat de naam of het E-nummer op het etiket. Dus ‘kleurstof: paprika-extract’ of ‘kleurstof: E 160c’ bijvoorbeeld.
E-nummers worden goed, en geregeld opnieuw, onderzocht. In de wet staat aan welke producten E-nummers mogen worden toegevoegd, hoeveel en onder welke voorwaarden. Sommige E-nummers maken producten duurzamer doordat ze langer houdbaar worden, en veiliger doordat ze ziekmakende bacteriën tegengaan.
Verschillende E-nummers komen als stof ook in de natuur voor. Zo zit de zoetstof steviolglycosiden (E 960) in de steviaplant, het voedingszuur citroenzuur (E 330) in fruit, en de smaakversterker glutamaat (E 620) in bijvoorbeeld kaas en tomaten. Sommige E-nummers komen in de natuur niet voor, zoals de zoetstof aspartaam (E 951) en de blauwe kleurstof patentblauw V (E 131). Voor het maken van bepaalde E-nummers worden producten van dieren gebruikt, zoals vetzuren of melk. Voor vegetariërs, veganisten of mensen met een bepaalde religie is dit belangrijke informatie.
In de media gaan berichten rond die mensen onterecht bang maken voor E-nummers. Er is geen bewijs uit goed onderzoek dat E-nummers schadelijk zijn. Onveilige stoffen mogen vanuit de wet namelijk niet gebruikt worden. E-nummers kun je dus veilig eten en drinken, maar toch zijn er mensen die E-nummers liever vermijden. Dat is op zich niet erg, want producten met veel E-nummers zoals snoep, snacks, sauzen en frisdranken, staan meestal ook niet in de Schijf van Vijf.
Wat zijn E-nummers en waar zitten ze in?
E-nummers mogen als ingrediënt toegevoegd worden aan eten en drinken om bijvoorbeeld de kleur, smaak of houdbaarheid van het product te verbeteren. Voorbeelden zijn kleurstoffen,
smaakversterkers,
zoetstoffen en conserveermiddelen. E-nummers worden ook wel additieven genoemd. Ze mogen alleen toegevoegd worden om een eigenschap van een product te verbeteren. Het zijn op zichzelf geen producten die gegeten worden. Daarmee zijn E-nummers anders dan ingrediënten zoals zout, suiker, azijn en saffraan, die bijvoorbeeld ook smaak en kleur geven.
Wat betekent het E-nummer?
Het is verboden zomaar stoffen aan eten en drinken toe te voegen. Fabrikanten moeten hiervoor eerst door een uitgebreide toelatingsprocedure. Een stof mag geen gevaar vormen voor de gezondheid, de stof moet een functie hebben in een product waar geen goede andere oplossing voor is, en de stof mag niet zorgen dat mensen misleid worden. Zo mag bijvoorbeeld geen kleurstof toegevoegd worden aan vis om deze verser te laten lijken.
De Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA beoordeelt of een stof veilig is. Als een stof goedgekeurd is, dan krijgt de stof van de Europese Commissie een speciale code: het E-nummer. Hierbij staat de ‘E’ staat voor ‘Europe’. Het E-nummer geeft dus aan dat een stof gecontroleerd en goedgekeurd is voor gebruik in eten en drinken in Europa.
Er zijn meer dan 300 E-nummers goedgekeurd. In de wet staat in welke producten de E-nummers gebruikt mogen worden, hoeveel mag worden toegevoegd, en onder welke voorwaarden. Het is verboden eten of drinken op de markt te brengen met toevoegingen die niet voldoen aan deze wet- en regelgeving. Fabrikanten van producten zijn hier zelf verantwoordelijk voor. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ( NVWA) controleert in Nederland of fabrikanten zich aan deze wetten en regels houden.
Waarom worden E-nummers gebruikt?
E-nummers kunnen verschillende functies hebben in eten en drinken. Als in een product een E-nummer zit, dan staat in de ingrediëntenlijst eerst de functie van het E-nummer aangegeven. Daarachter staat de naam van de stof of het E-nummer. Voorbeeld hoe E-nummers (groen en dik gedrukt) in een ingrediëntenlijst van een product staan:
Ingrediënten: suiker, scharrelei, tarwebloem, 19% roomboter, 14% rozijn, tarwezetmeel, glucosestroop, rijsmiddel (E 450, E 500), emulgator (E 471), conserveermiddel (E 202, E 282), aardappelzetmeel, zout, citrusvezel, natuurlijk aroma, verdikkingsmiddel (xanthaangom), zonnebloemolie. |
Bron: NVWA
De verschillende functies die E-nummers kunnen hebben:
- Antiklontermiddel: zorgt dat geen klonten ontstaan. Zit bijvoorbeeld in koffiecreamer, snacks en kruidenmixen.
- Antioxidant: zorgt dat het product niet wordt aangetast door zuurstof uit de lucht, zodat de smaak of kleur van het product goed blijft. Zit bijvoorbeeld in vlees, sauzen en groentespreads.
- Antischuimmiddel: zorgt dat een product niet gaat schuimen tijdens de productie of het gebruik. Zit bijvoorbeeld in frituurvet, oliebollen en frisdrank.
- Bevochtigingsmiddel: zorgt dat producten niet uitdrogen, of dat poeder makkelijk oplosbaar is. Zit bijvoorbeeld in cake, snoep en voedingssupplementen.
- Complexvormer: zorgt voor binding met metalen, zoals koper of ijzer. Zit bijvoorbeeld in sauzen, ossenworst en gebak.
- Conserveermiddel: zorgt dat producten minder snel bederven door bacteriën en schimmels, en dus langer houdbaar is. Zit bijvoorbeeld in vlees, broodsalades en sauzen.
- Contrastverhoger: wordt gebruikt om tekst of codes op de schil van groente en fruit duidelijker te maken.
- Drijfgas: zorgt voor druk zodat het product uit de verpakking wordt gedrukt. Zit bijvoorbeeld in slagroom en bakspray.
- Draagstof: zorgt als hulpstof ervoor dat andere stoffen makkelijker te gebruiken zijn in een product, bijvoorbeeld een kleurstof die in een draagstof wordt opgelost. Zit bijvoorbeeld in taart, koeken en voedingssupplementen.
- Emulgator: zorgt dat stoffen die niet of moeilijk te mengen zijn, zoals vet en water, met elkaar vermengd kunnen worden tot één geheel. Zit bijvoorbeeld in roomijs, snacks en sauzen.
- Geleermiddel: zorgt voor versteviging door gelvorming. Zit bijvoorbeeld in snoep, jam en appelstroop.
- Gemodificeerd zetmeel: is zetmeel dat door een chemische behandeling is veranderend. Zit bijvoorbeeld in soep, gekruid vlees en spreads.
- Glansmiddel: zorgt voor een glanzend of afdekkend laagje. Zit bijvoorbeeld op hagelslag, snoep en voedingssupplementen.
- Kleurstof: zorgt voor kleur. Het wordt toegevoegd aan een product dat kleur verliest door blootstelling aan licht, lucht, vocht of temperatuurswisselingen, om de natuurlijke kleur van een product te versterken, of om kleur toe te voegen aan een product dat anders geen kleur of een andere kleur zouden hebben. Zit bijvoorbeeld in hamburgers, snoep en dranken.
- Meelverbeteraar: zorgt voor verbetering van de bakeigenschappen van meel of deeg. Zit bijvoorbeeld in meel, brood, snacks.
- Rijsmiddel: zorgt dat bijvoorbeeld deeg of beslag in volume toeneemt, oftewel gaat rijzen, doordat de stof of combinatie van stoffen gas vrijmaken. Zit bijvoorbeeld in bakmixen, koekjes en gepaneerde vis.
- Schuimmiddel: zorgt voor schuimvorming. Zit bijvoorbeeld in pudding en frisdrank.
- Smaakversterker: zorgt voor een intensere of betere smaak. Sommige versterken bijvoorbeeld een hartige smaak, ook wel umami genoemd. Sommige toevoegingen remmen juist een zoute, zoete, zure of bittere smaak. Zit bijvoorbeeld in knakworsten, soepen en kruidenmixen.
- Smeltzout: zorgt dat kaaseiwitten in een bepaalde vorm zijn zodat vet en andere stoffen in het product gelijkmatig verdeeld blijven. Zit bijvoorbeeld in kaasbroodjes, smeerkaas en cordon bleu.
- Stabilisator: zorgt dat de toestand van een product hetzelfde, oftewel stabiel blijft. Bijvoorbeeld dat een product goed gemengd blijft of dat de kleur hetzelfde blijft. Het zit bijvoorbeeld in groente in blik of glas, vleeswaren en spreads.
- Verdikkingsmiddel: zorgt dat een product dikker wordt doordat het water kan binden. Zit bijvoorbeeld in snoep, sauzen en snacks.
- Verpakkingsgas: zorgt dat een product goed blijft in de verpakking. Zit bijvoorbeeld in de verpakking van vleeswaren en voorgesneden groenten. Op het etiket staat dan ‘ verpakt onder beschermende atmosfeer’.
- Verstevigingsmiddel: zorgt voor versteviging, zorgt dat groente zoals augurken of fruit knapperig wordt of blijft, of vormt samen met een geleermiddel een gel. Zit bijvoorbeeld ook in spreads, taart en gebak.
- Voedingszuur: zorgt voor een zure smaak, of wordt gebruikt voor het inleggen van producten in zuur. Zit bijvoorbeeld in snacks, zuurtjes en zuurkool.
- Vulstof: zorgt voor volume. Zit bijvoorbeeld in voedingssupplementen, hazelnootpasta en limonadesiroop.
- Zoetstof: zorgt voor een zoete smaak. Zit bijvoorbeeld in snoep, frisdrank en yoghurtdrank.
- Zuurteregelaar: zorgt voor een zuurdere of juist minder zure smaak. Zit bijvoorbeeld in sauzen, bier en snacks.
Van de in totaal 27 functies hoeven de functies contrastverhoger, draagstof en verpakkingsgas niet op etiketten aangegeven te worden. Soms kunnen E-nummers meer dan één functie hebben. Als een E-nummer meerdere functies heeft in een product, dan wordt de belangrijkste aangegeven.
Sommige E-nummers mogen in heel veel verschillende producten gebruikt worden, zoals de kleurstof carotenen (E 160a) en het conserveermiddel sorbinezuur (E 200). Andere E-nummers mogen juist maar in een paar producten gebruikt worden, zoals het conserveermiddel boorzuur (E 284) dat alleen in voedingssupplementen en voor kaviaar gebruikt mag worden. Of de kleurstoffen zilver (E 174) en goud (E 175) die alleen in likeur, of als decoratie op snoep of chocola gebruikt mogen worden.
Wat is een ‘clean label’?
E-nummers kunnen een negatief imago hebben. Daarom willen sommige fabrikanten hun product een zogenaamd ‘clean label’ geven. Fabrikanten kiezen dan vaker voor ingrediënten die een positiever en ‘natuurlijker’ imago hebben, dan andere ingrediënten met hetzelfde effect. Ze kiezen dan bijvoorbeeld eerder voor zoetstoffen die ook in de natuur voorkomen zoals steviolglycosiden (E 960), dan voor zoetstoffen die niet in de natuur voorkomen zoals aspartaam (E 951). Of fabrikanten kiezen bijvoorbeeld ervoor alleen de naam van de stof op te nemen in de ingrediëntenlijst, in plaats van het E-nummer. Dus bijvoorbeeld ‘voedingszuur: citroenzuur’ in plaats van ‘voedingszuur: E 330’. Of ‘antioxidant: rozemarijnextract’ in plaats van ‘antioxidant: E 392’. Dat kan voor consumenten natuurlijker overkomen. Ook kiezen sommige fabrikanten ervoor andere ingrediënten toe te voegen in plaats van een E-nummer met hetzelfde effect. Bijvoorbeeld gistextract in plaats van de smaakversterker glutamaat (E 621). In gistextract zit namelijk van nature een grote hoeveelheid glutamaat, waarmee producten ook een hartige umamismaak krijgen. Of fabrikanten kiezen in plaats van rode of oranje kleurstoffen met een E-nummer, voor kleurende ingrediënten zoals concentraten van rode kool of wortel.
Mogen E-nummers aan biologische producten worden toegevoegd?
Er is een aparte lijst van E-nummers die aan biologische producten toegevoegd mogen worden. Hierboven in de zoektool ‘E-nummerinformatie’ kun je van de verschillende E-nummers opzoeken of ze in biologische producten gebruikt mogen worden. En als dat het geval is, ook in welke producten en onder welke voorwaarden. De lijst van E-nummers is ook eventueel op te zoeken in wetgeving, zie hieronder bij ‘meer informatie’.
Hoe worden E-nummers gemaakt?
E-nummers kunnen op verschillende manieren worden gemaakt. Soms worden ze uit natuurlijke producten gehaald, bijvoorbeeld uit (producten van) dieren, bladeren, zaden, fruit zoals bessen, wieren, wortels, schors of gesteente. Zo wordt de gele kleurstof curcumine (E 100) gehaald uit kurkuma (geelwortel), en calciumcarbonaat (E 170) uit kalksteen. Verder kan de zoetstof steviolglycosiden (E 960) met een chemisch proces uit de bladeren van de steviaplant gehaald worden.
Andere E-nummers zitten van nature wel in planten of dieren, maar kunnen tegenwoordig veel makkelijker en goedkoper in een fabriek worden gemaakt. Een voorbeeld is de smaakversterker glutamaat. Deze stof zit van nature in onder andere vlees, vis, melk, kaas en tomaten. Om als toevoeging te gebruiken, worden glutamaten (E 620 tot en met E 625) gemaakt met fermentatie. Hierbij zetten bepaalde bacteriën suikers om in glutamaat.
Er zijn ook E-nummers die in de natuur niet voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn de gele kleurstof tartrazine (E 102), de zoetstof aspartaam (E 951) en de rode kleurstof azorubine/karmozijn (E 122). Deze toevoegingen worden gemaakt door verschillende stoffen te combineren en te bewerken met processen zoals filtering en verhitting.
Welke E-nummers zijn natuurlijk?
Op sommige producten staat op het etiket ‘geen kunstmatige toevoegingen’, of ‘bevat alleen natuurlijke kleurstoffen’. Daarmee wordt bedoeld dat aan het product alleen ingrediënten of E-nummers toegevoegd zijn die als stof ook in de natuur voorkomen. Voorbeelden zijn bepaalde vetzuren (E 471) en kleurstoffen zoals de zwarte kleurstof plantaardige koolstof (E 153) en de rode kleurstof paprika-extract (E 160c).
Soms staat op producten ook ‘zonder conserveermiddelen’. Meestal gaat het daarbij om producten waar ook geen conserveermiddelen voor nodig zijn om ze goed te kunnen bewaren. Zo worden producten in blik of pot vaak al zo goed verhit, dat alle mogelijke micro-organismen zoals bacteriën al uitgeschakeld zijn. Of het product bevat zoveel zout of suiker, dat micro-organismen nauwelijk kunnen uitgroeien in aantal. Daardoor is het ook niet nodig conserveermiddelen toe te voegen.
Welke E-nummers zijn vegetarisch en veganistisch?
Voor het maken van een aantal E-nummers worden, of kunnen, stoffen van dieren gebruikt worden zoals vetzuren, melk of ei. Voor vegetariërs, veganisten of mensen met een bepaalde religie is dit belangrijke informatie. Zo wordt de zoetstof lactitol (E 966) gemaakt met melksuiker ( lactose), en kan de antioxidant lecithinen (E 322) gemaakt zijn uit eidooier. Het glansmiddel bijenwas (E 901) wordt gemaakt door de wanden van honingraten met heet water te smelten, en de rode kleurstof karmijnzuur (E 120), ook wel karmijn genoemd, komt uit schildluizen. Verder kan aan de oranje kleurstof cathaxanthine (E 161g) gelatine toegevoegd zijn zodat de kleurstof goed in producten gebruikt kan worden, en gelatine is van dierlijke oorsprong. Ook bevatten sommige E-nummers vetzuren, zoals de emulagators polysorbaten (E 432 tot en met E 436) en mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471 tot en met E 472f). De vetzuren waarmee ze worden gemaakt, komen vaak van plantaardige vetten, maar kunnen ook van dierlijk vet komen.
Soms zet een fabrikant in de ingrediëntenlijst bij het E-nummer voor de duidelijkheid ‘dierlijk’, ‘niet dierlijk’ of ‘plantaardig’. Gaat het om een E-nummer die van dierlijke stoffen gemaakt zou kunnen zijn, maar staat dat niet aangegeven? Je kunt dan nog contact opnemen met de fabrikant als je het zeker wilt weten.
Bekijk hier de lijst van (mogelijk) dierlijke E-nummers.
Wordt genetische modificatie gebruikt voor E-nummers?
Voor het maken van sommige E-nummers kunnen genetische gemodificeerde organismen (GMO’s) gebruikt worden. De eigenschappen van bijvoorbeeld bacteriën worden dan zo veranderd dat ze bepaalde handige stoffen maken. De gele kleurstof riboflavinen (E 101), ook wel bekend als vitamine B2, kan bijvoorbeeld worden gemaakt met genetisch gemodificeerde bacteriën. De kleurstof zelf is niet genetisch gemodificeerd.
Alleen als genetisch gemodificeerde stoffen zelf in een product zitten, staan deze op het etiket van het product . Als een E-nummer gemaakt wordt met behulp van GMO, dan staat dat dus niet op het etiket. Het organisme zit dan namelijk niet in het product, alleen de stof die door het organisme gemaakt is. EFSA stelt vast of GMO’s veilig zijn. In de E-nummer-informatietool is van E-nummers te vinden of bij de productie mogelijk genetische gemodificeerde organismen gebruikt zijn. Voor biologische producten wordt geen genetische modificatie gebruikt.
Zijn E-nummers veilig?
In de media gaan berichten rond die mensen onterecht bang maken voor E-nummers. Het gaat dan om berichten over bijvoorbeeld zoetstoffen zoals aspartaam, kleurstoffen of smaakversterkers zoals glutamaat. Het is dan ook begrijpelijk dat sommige mensen denken dat E-nummers schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn. Maar deze verhalen zijn gebaseerd op verkeerde conclusies, of op niet goed uitgevoerde onderzoeken. Dan gaat het bijvoorbeeld om hoeveelheden die mensen helemaal niet binnenkrijgen, zelfs niet als iemand heel veel producten met E-nummers eet of drinkt. Mensen worden door de verhalen wel onnodig ongerust gemaakt. Er is geen goed bewijs dat E-nummers schadelijk zijn voor de gezondheid. Als hier namelijk wel goed bewijs voor is, dan mogen de stoffen niet gebruikt worden voor eten of drinken. Dat is vanuit de wet verboden.
Hoe wordt bepaald of E-nummers veilig zijn?
E-nummers worden goed, en geregeld opnieuw, onderzocht door EFSA. Van alle E-nummers wordt vastgesteld welke hoeveelheid veilig is. Voor veel E-nummers geldt een ADI. ADI staat voor ‘aanvaarbare dagelijkse inname’. Het is de hoeveelheid die mensen gemiddeld gezien zonder problemen élke dag van hun leven binnen kunnen krijgen. De ADI wordt meestal bepaald op basis van dierproeven. Dieren krijgen dan verschillende hoeveelheden van een stof om te bekijken wat de hoogste hoeveelheid is waarbij geen negatieve effecten ontstaan. Vervolgens wordt deze hoeveelheid door 100 gedeeld, als veiligheidsmarge.
De ADI staat meestal aangegeven in milligram per kilogram lichaamsgewicht per dag. Hierdoor zijn de hoeveelheden voor kinderen dus lager dan voor volwassenen. Als bijvoorbeeld voor een E-nummer een ADI van 40 milligram per kilogram lichaamsgewicht vastgesteld is, dan kan een volwassene van 70 kilogram per dag 2,8 gram (70 kilogram x 40 milligram) daarvan binnenkrijgen zonder dat effect te verwachten is op de gezondheid. Voor een kind van 10 kilogram, is deze hoeveelheid 0,4 gram (10 kilogram x 40 milligram).
Kun je teveel van een E-nummer binnenkrijgen?
De kans is niet groot dat iemand structureel meer van een E-nummer binnenkrijgt dan de ADI. Er wordt namelijk in wetgeving vastgelegd in welke producten E-nummers mogen worden toegevoegd, hoeveel en onder welke voorwaarden. Hierbij wordt rekening gehouden met de ADI. Soms besluit EFSA op basis van nieuwe informatie om de ADI van een E-nummer aan te passen, een E-nummer in meer of minder producten toe te staan, of de toegestane hoeveelheid aan te passen. En als iemand toch een keer meer van een E-nummer binnen zou krijgen dan de ADI, dan is de kans klein dat dit effecten op de gezondheid heeft.
Wat gebeurt met E-nummers in je lichaam?
Veel E-nummers bestaan uit stoffen die ook van nature voorkomen in eten of drinken, of in het lichaam. Zo zit de antioxidant ascorbinezuur (E 300), ook wel bekend als vitamine C, van nature in veel soorten groenten en fruit. De oranjerode kleurstof carotenen (E 160a) zit van nature in onder andere wortels, en de rode kleurstof paprika-extract (E 160c) in paprikapoeder. De smaakversterkers glutamaten (E 620 tot en met E 625) zitten van nature in vlees, melk, kaas en tomaten. Verder worden veel E-nummers gemaakt met vetzuren uit plantaardige of dierlijke vetten. Je lichaam gaat hetzelfde om met deze stoffen, of je ze nu binnenkrijgt via een E-nummer of via eten of drinken waar de stoffen van nature in zitten.
Ook E-nummers die niet voorkomen in de natuur, zoals de gele kleurstof chinolinegeel (E 104) of de zoetstof aspartaam (E 951), kunnen in het lichaam goed verwerkt worden. Ze worden in het lichaam omgezet in stoffen die opgenomen en verwerkt worden door de organen, of de stoffen verlaten het lichaam via de darmen en poep.
Kun je allergisch zijn voor E-nummers?
Het komt weleens voor dat mensen klachten krijgen nadat ze iets hebben gegeten of gedronken waar E-nummers in zitten. In de praktijk komt het weinig voor dat mensen gevoelig zijn voor E-nummers. Vaak is het onduidelijk waar de klachten door komen. Overgevoeligheidsreacties kunnen wel veel last geven. Als dit soort reacties ontstaan, is het advies contact op te nemen met de huisarts zodat onderzocht kan worden wat de oorzaak is van de reactie.
Van benzoëzuur (E 210) en de zouten daarvan (E 211, E 212 en E 213) is bekend dat ze bij mensen met een overgevoeligheid zoals astma of eczeem bepaalde symptomen zoals huiduitslag en jeuk kunnen versterken.
Er zijn ook mensen die last hebben van een overgevoeligheid voor sulfiet. De E-nummers zwaveldioxide (E 220) en sulfieten (E 221 tot en met E 228) behoren tot de 14 allergenen die duidelijk aangegeven moeten worden op het etiket van een product, net als bijvoorbeeld ei, noten en melk. Als meer dan 10 milligram sulfiet per kilo of 10 milligram per liter in een product zit, dan moet het woord ‘sulfiet’ duidelijk op het etiket staan.
Verder moeten mensen met de stofwisselingsziekte PKU (fenylketonurie) de zoetstof aspartaam vermijden. Bij de afbraak van aspartaam in het lichaam komt namelijk het aminozuur fenylalanine vrij. Bij gezonde mensen wordt deze stof gewoon goed verwerkt in het lichaam, maar bij mensen met de ziekte PKU wordt het niet (goed) afgebroken, en dat is schadelijk. Voor mensen met PKU staat op producten met aspartaam (E 951 en E 962) dan ook: “bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)” of “bevat een bron van fenylalanine”.
Worden kinderen druk door kleurstoffen?
Over bepaalde kleurstoffen is discussie of ze invloed kunnen hebben op hyperactiviteit bij kinderen. Het gaat daarbij om de zogenaamde azo-kleurstoffen. Deze kleurstoffen worden ‘azo’ genoemd vanwege een bepaalde chemische verbinding die ze hebben.
Een Engels onderzoek uit 2007 legde een verband tussen hyperactiviteit en een mengsel van azo-kleurstoffen (de zogenaamde ‘Southampton Six’ (tartrazine (E 102), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110), azorubine/karmozijn (E 122), ponceau 4R/cochenillerood A (E 124) en allurarood AC (E 129), en chinolinegeel (E104)) en natriumbenzoaat (E 211). Het effect bleek erg klein en werd niet gezien in andere onderzoeken. EFSA besloot dat er geen goed en voldoende bewijs is dat de kleurstoffen leiden tot effecten op gedrag. En daarmee ook dat er geen reden is om het gebruik van de kleurstoffen niet goed te keuren.
Toch heeft het Europese Parlement uit voorzorg besloten dat op producten met de kleurstoffen tartrazine (E 102), chinolinegeel (E 104), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110), azorubine/karmozijn (E 122), ponceau 4R/cochenillerood A (E 124) en allurarood AC (E 129) een waarschuwing op het etiket moet staan. Op het etiket staat dan: “[naam of E-nummer van de kleurstof]: kan de activiteit of oplettendheid van kinderen nadelig beïnvloeden.” Deze waarschuwing staat er dus uit voorzorg op.
Welke E-nummers zijn verboden?
Als EFSA te weinig informatie heeft om te besluiten of een E-nummer veilig is, dan kan deze van de lijst met toegestane E-nummers worden gehaald. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij calciumsorbaat (E 203). Ook bespreken experts geregeld of bepaalde E-nummers nog wel echt nodig zijn. Als E-nummers niet meer nodig zijn, of in de praktijk niet meer worden gebruikt, dan kan de stof ook van de lijst met toegestane E-nummers worden afgehaald.
Als door nieuw en goed uitgevoerd onderzoek niet meer uitgesloten kan worden dat een E-nummer mogelijk schadelijk is voor de gezondheid, dan wordt het ook verboden. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij de witte kleurstof titaandioxide, ook wel titaniumdioxide genoemd. Deze kleurstof had E-nummer E 171. Het zat in producten zoals kauwgom, drop met een wit laagje, en witte versiering op koek en gebak. In mei 2021 besloot EFSA dat niet meer zeker is dat het gebruik van titaandioxide in eten veilig is voor de gezondheid. Er bleek namelijk niet uitgesloten te kunnen worden dat de stof DNA kan beschadigen. In principe kan het lichaam DNA-schade repareren, maar soms lukt dat niet. Dan kan het in sommige gevallen in de loop van de tijd leiden tot kanker. Voor titaandioxide in eten is niet zeker of het wel of geen schade aan DNA kan veroorzaken. Ter vergelijking: van alcohol en een hoge inname van bewerkt vlees is wél zeker dat het de kans op kanker verhoogt. Maar voor E-nummers zijn de eisen heel streng, en daarom is besloten dat fabrikanten vanaf 7 augustus 2022 geen eten met titaandioxide meer in de handel mochten brengen. Dat is verboden.
Zijn E-nummers gezond en duurzaam?
E-nummers kun je veilig eten en drinken. Toch zijn er mensen die E-nummers liever willen mijden. Dat is op zich niet erg, want producten met veel E-nummers staan namelijk vaak ook niet in de Schijf van Vijf, zoals snoep, snacks, frisdranken en sauzen. In deze producten zit vaak te veel zout, suiker of verzadigd vet, en weinig vezels. Om die reden is voor deze producten buiten de Schijf van Vijf het advies: eet ze niet te veel en niet te vaak.
Het kan wel zijn dat mensen soms ongezondere keuzes maken doordat ze onnodig ongerust zijn over E-nummers. Dat ze bijvoorbeeld eerder kiezen voor frisdranken met suiker in plaats van frisdranken met zoetstoffen. Terwijl zoetstoffen veilig zijn voor de gezondheid, en het drinken van veel dranken met suiker veel calorieën levert en de kans op overgewicht en diabetes type 2 verhoogt.
Verder kunnen E-nummers bijdragen aan duurzaamheid. Zo zorgen bijvoorbeeld conserveermiddelen dat producten langer houdbaar blijven. Het is duurzamer als producten door E-nummers minder snel weggegooid hoeven worden. Bepaalde E-nummers zorgen ervoor dat ziekmakende bacteriën minder makkelijk uitgroeien tot aantallen waar je ziek van kunt worden. Op die manier kunnen E-nummers producten ook veiliger maken. Lees hier meer over duurzaam eten en veilig eten.