Bij natuurbehoud gaat het om de zorg voor planten en dieren in de omgeving.
Het verbouwen van gewassen en het houden van dieren heeft invloed op natuur en landschap. De belangrijkste problemen daarbij zijn: overbevissing, landgebruik en ontbossing en een eenzijdiger landschap en natuur (verlies van biodiversiteit).
Als consument kun je op verschillende manieren rekening houden met natuur en landschap. Bijvoorbeeld door te eten ‘van het seizoen’ en uit eigen land. Ook biologische landbouw draagt bij aan meer variatie.
Omschrijving
Er zijn verschillende boeren in Nederland die nadrukkelijk rekening houden met natuur en landschap. Bijvoorbeeld door weidevogelbeheer en slootkantenbeheer. Weidevogelbeheer wil zeggen dat de boer het gras niet maait als de weidevogels aan het broeden zijn. Slootkantbeheer betekent dat de boer niet maait bij de slootkant, zodat in de sloot geen meststoffen terecht komen. Hierdoor kunnen zeldzame planten blijven groeien en kunnen dieren en insecten die daar leven behouden blijven.
Voedingsadvies
Je kunt op verschillende manieren rekening houden met natuur en landschap. Bijvoorbeeld door te eten ‘van het seizoen’ en uit eigen land. Ook biologische landbouw draagt bij aan meer variatie. Er worden rassen gebruikt die niet meer zo vaak voorkomen, zoals vergeten groenten (schorseneren, aardpeer).
Ook keurmerken op het etiket kunnen helpen bij het kiezen.
Etiket
Je ziet of iets is geproduceerd met oog voor natuur en landschap door te kijken naar de volgende keurmerken of termen:
Duurzaamheidsaspecten
Overbevissing
De meeste vis is bestemd voor consumptie, direct of in de vorm van visolie. Als er te veel vis wordt gevangen staat de hoeveelheid vis in zee onder druk. Sommige vissoorten worden in hun voortbestaan bedreigd. Daarom zijn er maatregelen genomen om overbevissing tegen te gaan. Met de
VISwijzer en het MSC-keurmerk kun je voor vissen kiezen die niet overbevist zijn.
Landgebruik en ontbossing
De productie van eten neemt heel veel ruimte in beslag. Meer dan de helft van alle grond in Nederland wordt in beslag genomen door akkerbouw, tuinbouw en veeteelt. Voor het produceren van voedsel is bijna 60% van het land nodig. Het meeste land is nodig voor de veeteelt.
Op wereldschaal neemt de vraag naar voedsel toe, en vooral vlees. Om daarin te voorzien, wordt bos gekapt. Daarvoor in de plaats komen bijvoorbeeld akkers met soja en tapioca (voor veevoer) en plantages met bananenbomen, koffieplanten of oliepalmen. Vaak is dat bos dat verdwijnt ook nog regenwoud. Daarmee verdwijnt een belangrijke bron van zuurstof en gaan er ook allerlei soorten dieren en planten verloren.
Het keurmerk Rainforest Alliance geeft aan dat er zorgvuldig met het regenwoud is omgegaan. Voor de sojateelt en palmolieteelt zijn afspraken gemaakt om landgebruik ten koste van natuur tegen te gaan. Steeds meer leveranciers houden zich aan deze afspraken. Producten met het RSPO-keurmerk bevatten duurzame palmolie.
Eenzijdiger landschap en natuur
Door schaalvergroting en specialisatie in de landbouw en akkerbouw zijn er minder soorten dieren en gewassen dan vroeger. Verder zorgt ook mest (zowel kunstmest als dierlijke mest) voor een eenzijdiger landschap. Meer van deze meststoffen in het milieu, betekent minder variatie in plantensoorten. Aan de andere kant zorgen dieren in de wei voor het behoud van het traditionele agrarische landschap.