Het was natuurlijk te verwachten. De Kamerbrief van minister Staghouwer was nog geen dag naar de kamer en iedereen zat alweer op de kast. De brief ging over verschillende maatregelen om te zorgen voor een veiliger, gezonder en duurzamer voedselsysteem. Maar wat stond daar nou? Een heffing op vlees? Een vleestaks!? Culinaire dictatuur! Belastingterreur! En ook de bekende betutteling-kaart werd weer gespeeld.
Het zijn uitingen van weerstand van mensen die het gevoel hebben dat hen iets wordt afgenomen. En hoewel steeds meer mensen er genuanceerder over denken en bezig zijn om minder vlees te eten, is het interessant om te bedenken hoe we die groep met weerstand mee kunnen krijgen, want als iedereen z’n menu maar een klein beetje aanpast heeft dat impact.
Framing
Natuurlijk is de timing van een prijsverhoging van vlees (of welk product dan ook) gevoelig. Nu we steeds meer betalen voor gas en benzine, zit niemand erop te wachten dat ook boodschappen nóg duurder worden. Maar het probleem is dat de prijzen van gezonde en ongezonde etenswaren zich niet juist tot elkaar verhouden. En dáár kan de overheid bijsturen.
Ik denk dat het zou helpen als die bijsturing beter wordt toegelicht, want de negatieve framing van de ‘vleestaks’ is volkomen onterecht. Daarbij moet het bekeken worden in het licht van het totale in de Kamerbrief voorgestelde pakket aan maatregelen waarmee iedereen nu en in de toekomst veilig, gezond en duurzaam kan eten.
Er is geen planeet B…
Als we blijven eten wat we nu eten, dan hebben we 3 planeten nodig. En het gaat er niet om dat we allemaal veganist moeten worden. Als iedereen wat vaker een wrap met bonen eet zijn we al een eind. En daar kan de prijs bij helpen.
Prijs is één van de belangrijke factoren in ons koopgedrag en dat geldt ook als we eten kopen. We laten ons bij het boodschappen doen leiden door aanbiedingen. En aangezien ongeveer 80% van de aanbiedingen in de supermarkt voor producten zoals cola, chips, hamburgers en karbonades zijn, is ons koopgedrag en daarmee ons eetgedrag redelijk ongezond en niet duurzaam. We worden niet alleen door aanbiedingen en prijzen gestuurd, of betutteld, zo je wil, maar ook door hoe de winkel en schappen zijn ingericht. Dus zo vrij ben je niet in het maken van je keuzes.
Kortom, voedingsmiddelenproducenten en supermarkten spelen een grote rol in ons eetgedrag. Wij als consumenten zijn immers gewend aan die aanbiedingen en wat iets grofweg kost. In de jaren 50 was vlees nog een luxe en iets speciaals voor feestelijke gelegenheden. Nu kopen we kippenvleugels per emmer en we vinden dat normaal. Door die verschuivende norm zien veel mensen niet in dat een tweede pak slavinken voor de halve prijs eigenlijk helemaal niet past bij hoe de wereld en het klimaat ervoor staat.
Sturing voor het gezamenlijk belang
Sturing in het belang van ons allen is waar de overheid voor is en wat zij moet doen. Als we het aan de supermarkten, voedselaanbieders en industrie overlaten hoeven we niet veel te verwachten. Al zijn er in het Preventieakkoord ambities geformuleerd, de belangen en prikkels om naast gezonde producten ook (veel) ongezonds aan te bieden zijn blijkbaar simpelweg te groot om het zonder overheidsinmenging te doen.
De overheid kan de keuze-architectuur in de supermarkt een beetje terug in balans brengen. Als een product goedkoper wordt, dan gaan we er meer van kopen. Denk bijvoorbeeld aan de óók in de Kamerbrief genoemde btw-verlaging op groente en fruit. Wordt het duurder, dan kopen we minder. Dat is de prijselasticiteit, zoals we dat bij economie op de middelbare school hebben geleerd. En dat is prima gereedschap om een beetje mee bij te sturen.
En misschien helpt als we het anders noemen. Wat dacht je van een ‘keuze-correctie’? Of een ‘behoud-de-aarde-bijtelling’? En zoals een lezer van de Telegraaf reageerde: “Ik eet geen gehaktbal minder, maar die bal zal door de prijs wel een stuk kleiner zijn dan dat hij was.” En dat is nou precies waar het om gaat.