Diabetes type 1 (suikerziekte)
Het lichaam van mensen met diabetes type 1 maakt zelf helemaal geen insuline meer aan. Dat komt doordat het afweersysteem de cellen die insuline aanmaken vernietigt. Daarom moet je met diabetes type 1 een paar keer per dag insuline inspuiten of een insulinepomp dragen. Mensen met diabetes hebben meer kans op het krijgen van onder andere hart- en vaatziekten, chronische nierschade en slechtziendheid.
Voedingsadviezen voor mensen met diabetes type 1 zijn gericht op de afstemming tussen het voedingspatroon, de koolhydraatverdeling en de insuline om de bloedglucosewaarden zo goed mogelijk onder controle te houden. En daarmee complicaties te voorkomen of uit te stellen.
Wat is diabetes type 1?
Diabetes type 1 is een chronische ongeneeslijke auto-immuunziekte. De ziekte ontwikkelt zich vaak in korte tijd en wordt meestal op jonge leeftijd vastgesteld.
Naamgeving: diabetes of suikerziekte?
De volledige officiële naam voor diabetes is diabetes mellitus. Vaak hoor je de term suikerziekte. De term suikerziekte kan tot verkeerde conclusies leiden. Zoals dat iemand met diabetes helemaal geen suiker mag eten. Daarom noemen we het liever diabetes.
Naast diabetes type 1 bestaat ook diabetes type 2.
Hoeveel mensen hebben diabetes type 1?
Ruim 1,1 miljoen Nederlanders hebben diabetes. In zo'n 9% van de gevallen van diabetes is er sprake van type 1. Meestal krijgen mensen deze vorm van diabetes in de kinderleeftijd, maar ook volwassen kunnen het krijgen. Van de kinderen met diabetes heeft het overgrote deel diabetes type 1, hoewel tegenwoordig bij kinderen diabetes type 2 ook voorkomt. De meeste volwassenen hebben diabetes type 2.
Wat gebeurt er bij diabetes type 1?
Wanneer je bepaalde koolhydraten (zetmeel en suikers) binnenkrijgt, zet het lichaam deze om in glucose. Glucose komt in het bloed terecht. Daar noemen we het bloedglucose (bloedsuiker). Via het bloed komt de glucose terecht in de lichaamscellen. Zo levert glucose energie aan het lichaam. Dit heb je nodig voor bijvoorbeeld ademhalen, bewegen en het laten kloppen van je hart.
Cellen nemen bloedglucose op met behulp van het hormoon insuline. Dit hormoon wordt in de alvleesklier gemaakt. Normaal zorgt het lichaam dat er genoeg insuline is om de glucose uit het bloed in de cellen te krijgen. Insuline werkt eigenlijk als een sleutel: het opent de deuren van de lichaamscellen zodat de bloedglucose naar binnen kan gaan.
Diabetes type 1 ontstaat doordat de alvleesklier geen insuline meer aanmaakt. De cellen in de alvleesklier die insuline aanmaken worden namelijk vernietigd door het eigen immuunsysteem. Dat heet een auto-immuunreactie. Diabetes type 1 heet daarom ook wel een auto-immuunziekte. Bij mensen met diabetes type 1 kan glucose de cel dus niet in, en blijft in het bloed. Het bloedglucosegehalte is daardoor te hoog.
Wat betekent bloedglucosewaarden?
De bloedglucosewaarden (bloedglucosegehalte) is een maat voor de hoeveelheid glucose die opgelost is in het bloed. Het wordt uitgedrukt in millimol per liter (mmol/l). Het onder controle houden van de bloedglucosewaarden wordt geregeld door de hormonen insuline en glucagon. Insuline zorgt voor opname van glucose door cellen. Glucagon zorgt voor het vrijmaken van glucose uit cellen. Dit proces houdt de bloedglucosewaarden binnen aanvaardbare grenzen. Bij gezonde mensen zullen onder normale omstandigheden de bloedglucosewaarden variëren tussen de 4 mmol/l en 8 mmol/l.
Omdat bij diabetes type 1 er geen insuline is om glucose in de cellen te krijgen, stijgen de waarden tot ver boven de 8 mmol/l. Daarom moet er direct gestart worden met het spuiten van insuline. Cellen kunnen dan weer glucose opnemen. Zo kunnen de bloedglucosewaarden weer op een normaal peil komen. Maar mensen met diabetes type 1 kunnen zelden áltijd hun bloedglucosewaarden binnen de normale waarden houden. Dat komt omdat de hoeveelheid insuline lastig exact is af te stemmen op de hoeveelheid die iemand eet. En ook andere factoren hebben invloed op de bloedglucosewaarden, zoals ziekte, stress, beweging en alcohol.
Wanneer heb je diabetes?
Iemand heeft diabetes als de bloedglucosewaarden bij bepaling:
- 7,0 mmol/l of hoger is in nuchtere situatie (de voorgaande 8 uur is niets gegeten en niets gedronken behalve water).
- 11,1 mmol/l of hoger is ongeveer 2 uur na een maaltijd.
Er wordt gesproken van een voorfase van diabetes als de bloedwaarden:
- tussen de 6,1 en 7 mmol/l liggen in nuchtere situatie.
- tussen de 7,8 en 11,0 mmol/l liggen ongeveer 2 uur na een maaltijd.
De bloedglucosewaarden zijn normaal als ze:
- nuchter 6,0 mmol/l zijn of lager.
- 2 uur na de maaltijd onder de 7,8 mmol/l liggen.
Wat zijn de oorzaken van diabetes type 1?
Over de oorzaak van diabetes type 1 is nog veel onduidelijk. Een bepaalde erfelijke aanleg speelt een rol. Maar ook omgevings- en voedingsfactoren lijken mogelijk een rol te spelen bij het ontstaan van diabetes type 1. Hiernaar wordt veel onderzoek gedaan. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat baby’s die borstvoeding hebben gehad, later minder risico hebben op diabetes.
Wat zijn symptomen van diabetes type 1?
Symptomen hyper (hoge bloedglucosewaarden)
Bij mensen met diabetes type 1 kunnen te hoge bloedglucosewaarden ontstaan. Dat heet hyperglykemie of kortweg 'hyper'. De bloedglucosewaarde is dan boven de 10 mmol/l. Een hyper geeft verschillende directe klachten, zoals moeheid en lusteloosheid, plotselinge humeurigheid, dorst, geen eetlust hebben of juist hongerig zijn, veel plassen, wazig zien, misselijk zijn of overgeven. Als de hyper behandeld wordt, verdwijnen de klachten meestal snel.
Bij langdurig hoge bloedglucosewaarden beschadigen de bloedvaten. Daarom hebben mensen met diabetes meer kans op hart- en vaatziekten. Andere complicaties die kunnen ontstaan zijn chronische nierschade, een diabetische voet en slechtziendheid.
Symptomen hypo (lage bloedglucosewaarden)
Als je bloedglucosewaarden onder de 3,5 mmol/l komen, heb je een hypo. Bij een hypo ontstaan verschillende directe klachten door het gebrek aan glucose in de cellen. Dat merk je bijvoorbeeld aan symptomen als milde prikkelbaarheid (dysforie), trillen, zweten, hartkloppingen, geeuwen en humeurwisselingen.
Worden de bloedglucosewaarden echt te laag, dan valt iemand flauw. In het ergste geval kan dat leiden tot permanente hersenschade of de dood. Want ook de hersencellen hebben dan een tekort aan glucose en 'vallen uit'. Het is bij een hypo daarom nodig om direct wat met glucose te eten of te drinken (zie voedingsadvies).
Keto-acidotisch coma
Bij niet-behandelde diabetes type 1 kan iemand in een keto-acidotisch coma raken. Simpel gezegd komt dat doordat het lichaam geen energie meer kan vrijmaken uit glucose. Het lichaam gaat dan vetten en eiwitten afbreken voor energie. Afbreken van eiwitten leidt tot verzuring. Er blijft ook een zuur afbraakproduct van vet achter in het bloed. Deze verzuring van het lichaam (keto-acidose) kan na een lange tijd tot een coma leiden. Voordat het zover is kun je keto-acidose herkennen aan misselijkheid en een adem die ruikt naar aceton.
Lange termijn gezondheidseffecten
Op langere termijn kan hyperglykemie (dus te hoge bloedglucosewaarden) leiden tot onherstelbare schade aan ogen, nieren en zenuwen, met risico op blindheid, nierfalen, impotentie en voetamputatie (door een uit de hand gelopen diabetische voet). Verder is het risico op hart- en vaatziekten bij mensen met diabetes sterk verhoogd. Deze complicaties komen door weefselschade die ontstaat door een langdurige blootstelling aan glucose.
Voedingsadvies bij diabetes type 1
Er is geen bewijs dat bepaalde voeding het ontstaan van type 1 kan uitstellen of voorkomen. Het is wel mogelijk om complicaties zoveel mogelijk te voorkomen met een stabiele insuline-instelling in combinatie met een gezond voedingspatroon. Een gezonde voeding kan helpen om de bloedglucosewaarden onder controle te houden en het risico op hart- en vaatziekten te verminderen. Meerdere voedingspatronen kunnen hierop een positief effect hebben.
Medicatie en voeding
Mensen met diabetes type 1 injecteren insuline via een spuit of ze dragen een insulinepomp waarmee ze insuline kunnen afgeven op basis van de gegeten maaltijd (bolussen). Met een glucosemeter kunnen ze zelf meten hoe het met hun bloedglucosewaarden gesteld is. Ze stemmen de hoeveelheid insuline af op de hoeveelheid koolhydraten (zetmeel en suikers) per eetmoment. Als de insuline iedere dag in vaste hoeveelheden wordt genomen, moet de koolhydraatinname ook iedere dag ongeveer hetzelfde zijn op vaste tijdsmomenten. Bij flexibele insulineschema’s is er meer ruimte om te variëren met de hoeveelheid koolhydraten per eetmoment.
Voeding bij diabetes type 1
Eten is van invloed op de bloedglucosewaarden. En wat iemand eet heeft invloed op de gezondheid, bijvoorbeeld van hart en bloedvaten. Voor mensen met diabetes type 1 is het, net als voor iedereen, belangrijk om gezond te eten.
De voedingsadviezen voor mensen met diabetes type 1 zijn vooral gericht op het onder controle houden van de bloedglucosewaarden en het goed zorgen voor hart en bloedvaten, om zo de kans op complicaties te verkleinen.
Het is de aanbeveling om voedingsadviezen aan te passen aan de individuele wensen en behoeften (budget, religie, cultuur, overtuiging, kennis) van de persoon met diabetes type 1. Het volhouden van een voedingspatroon is belangrijker dan de exacte samenstelling. Een diëtist is de aangewezen persoon om hierbij te helpen. Diegene kan de richtlijnen die gelden voor mensen met diabetes in een persoonlijk voedingspatroon vormgeven.
1. Gezonde basis met de Schijf van Vijf
Met een gezond voedingspatroon volgens de Schijf van Vijf krijg je genoeg binnen van alle voedingstoffen die je nodig hebt. Ook als je diabetes hebt is de Schijf van Vijf een goede basis. Maar je kunt samen met je diëtist ook kiezen voor een ander voedingspatroon, zoals het traditionele Mediterrane voedingspatroon, de Amerikaanse Dietary Approaches to Stop Hypertension (DASH)-voeding of een koolhydraatbeperkt dieet.
Al deze voedingspatronen lijken op elkaar en op de Schijf van Vijf. Voedingsmiddelen als groente, fruit, volkorenproducten, noten en gevogelte (kip en kalkoen) staan erin centraal. Rood en bewerkt vlees en witte graanproducten bijvoorbeeld komen er juist weinig in voor. Bespreek met je diëtist wat het beste bij je past.
Dit zijn de kernpunten van de Schijf van Vijf:
- Veel groente en fruit
- Vooral volkoren, zoals volkorenbrood, volkorenpasta, volkorencouscous en zilvervliesrijst
- Minder vlees en meer plantaardig. Varieer met vis, peulvruchten, ongezouten noten, eieren, tofu en tempé
- Genoeg magere en halfvolle zuivel, zoals melk, yoghurt en kaas
- Een handje ongezouten noten
- Zachte of vloeibare smeer- en bereidingsvetten, zoals olie, halvarine en vloeibaar bak- en braadvet
- Voldoende vocht, zoals kraanwater, thee en koffie zonder suiker
De aanbevolen hoeveelheden van de Schijf van Vijf zijn berekend voor gezonde mensen. Aanbevolen hoeveelheden kunnen voor jou wat anders zijn. Praat hier altijd over met je diëtist. Diegene stemt de adviezen af op jouw specifieke situatie.
2. Het onder controle houden van de bloedglucosewaarden
Bij diabetes type 1 moet de inname van koolhydraten in balans zijn met de hoeveelheid insuline. Net als iedereen hebben mensen met diabetes koolhydraten nodig als energiebron voor het lichaam. Sommige mensen kunnen evenveel koolhydraten nemen als mensen zonder diabetes, voor anderen is een voeding met minder koolhydraten beter. De diëtist helpt per individu te bepalen wat het beste werkt en met het in balans brengen van insuline en koolhydraten.
Algemene adviezen die helpen bij het onder controle houden van de bloedglucosewaarden:
- Eet voldoende vezelrijke producten.
Na een maaltijd kan de bloedglucose snel of langzaam stijgen. Het eten van veel vezels (bijvoorbeeld uit volkorenproducten, groente en fruit) zorgt ervoor dat het bloedglucosegehalte niet te snel stijgt na de maaltijd.
- Wees zuinig met toegevoegde suikers.
Deze heb je niet nodig en ze kunnen voor schommelingen in de bloedglucosewaarden zorgen. Neem bijvoorbeeld water en thee in plaats van zoete dranken en neem groente, fruit of volkorenbrood in plaats van koek en gebak.
- Beperk het gebruik van bewerkte koolhydraten (zoals witte pasta, witte rijst en wit brood) en kies voor gezondere koolhydraatbronnen, zoals volkorenbrood, zilvervliesrijst en volkorenpasta.
- Stem de hoeveelheid insuline af op de hoeveelheid koolhydraten die je eet. Daarom is het vaak nuttig om koolhydraten te tellen. Dan kan vastgesteld worden hoeveel insuline er ongeveer per x gram koolhydraten gespoten moet worden. Dat kan per maaltijd verschillen. Bijvoorbeeld in de ochtend kan er meer insuline nodig zijn dan in de avond. Een diëtist helpt bij het tellen.
- Stem bewegen, eten en insuline op elkaar af.
Beweging maakt cellen gevoeliger voor insuline. Bij veel beweging is het daarom verstandig om wat minder insuline te gebruiken óf wat meer te eten.
- Let op met alcohol.
Voor je gezondheid geldt het advies geen alcohol te drinken. Of neem in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag. Spaar het aantal glazen niet op voor bijvoorbeeld het weekend. Gebruik je insuline of andere bloedglucose-verlagende medicatie? Alcohol kan ervoor zorgen dat je sneller een hypo krijgt. Je diëtist kan je helpen dit zo veel mogelijk te voorkomen en als het toch gebeurt, je adviseren over hoe je ermee om kan gaan.
Mensen die ondanks een gezond eetpatroon veel last houden van te hoge bloedglucosewaarden na de maaltijd, kunnen proberen of het helpt om voedingsmiddelen met een lage glycemische index te nemen. De glycemische index is lastig toe te passen. Daarom is begeleiding van een diëtist belangrijk.
3. Goed zorgen voor hart, bloedvaten en nieren
Omdat de kans op hart- en vaatziekten en chronische nierschade groter is bij mensen met diabetes, is het extra belangrijk om goed te zorgen voor je hart, bloedvaten en nieren. In de Schijf van Vijf staan producten die goed zijn voor hart en bloedvaten, zoals volkorenproducten, groente, fruit, ongezouten noten en (vette) vis. In de Schijf van Vijf staan verder producten met niet te veel verzadigd vet en niet te veel zout. Verzadigd vet verhoogt het LDL-cholesterol. Een teveel aan LDL-cholesterol in je bloed blijft plakken aan de binnenkant van je bloedvaten. Zout verhoogt de bloeddruk.
Enkele adviezen binnen de Schijf van Vijf zijn voor mensen met diabetes extra belangrijk:
- Neem zo min mogelijk producten met verzadigd vet en transvet en vervang producten met veel verzadigd vet door producten met veel onverzadigd vet. Lees meer over dit advies.
- Eet niet te veel vlees en varieer met (vette) vis, peulvruchten, ei en ongezouten noten.
- Beperk de zoutinname (zeker bij een hoge bloeddruk) tot 6 gram. Bekijk tips om minder zout te eten.
- Het eten van veel vezels helpt het cholesterolgehalte te verlagen.
4. Voldoende beweging
Regelmatig bewegen heeft een positief effect op je diabetes. Beweging zorgt er namelijk voor dat cellen beter reageren op insuline. Verder helpt het de bloeddruk en het cholesterol te verlagen. Beweeg elke dag minimaal 30 minuten.
Omdat bewegen invloed heeft op je bloedglucosewaarden, moet je er wel op letten dat je geen hypo’s krijgt als je beweegpatroon verandert. Ook als je op een dag meer beweegt dan normaal, moet je hier rekening mee houden. Als je insuline gebruikt is het verstandig om wat minder insuline te gebruiken óf wat meer te eten.
Extra aandachtspunten
Omgaan met een hyper
Bij te hoge bloedglucosewaarden kan extra insuline of beweging helpen. Van beide daalt de bloedglucose. Drink ook voldoende. Water helpt om het teveel aan glucose uit het bloed te verwijderen.
Omgaan met een hypo
Wat kan ik doen bij een hypo (hypoglykemie)?
Als je een glucosemeter hebt, kun je controleren of je een hypo hebt (onder de 3,5 mmol/liter). Het streven in de behandeling van diabetes is om zoveel mogelijk tussen de 4 en 8 mmol/l te blijven.
Wanneer je inderdaad een hypo hebt, neem dan direct iets met glucose. Zorg dat je altijd wat bij je hebt. Het is per persoon verschillend hoeveel koolhydraten je nodig hebt om je bloedglucose weer op peil te krijgen. Op basis van ervaring kun je samen met je diëtist de hoeveelheid aanpassen. Je diëtist adviseert welke producten en in welke hoeveelheid geschikt zijn voor jou.
Hoe herken je een hypo?
Je herkent een hypo aan:
- trillen
- zweten
- hartkloppingen
- geeuwen
- humeurig zijn
- bewusteloosheid (in een extreem geval)
Heb je geen diabetes, maar denk je dat je regelmatig last hebt van hypoglykemie? Dan raden we je aan naar de huisarts te gaan.
Alcohol en je bloedglucosewaarden
Voor je gezondheid geldt het advies geen alcohol te drinken. Of neem in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag. Spaar het aantal glazen niet op voor bijvoorbeeld het weekend. Gebruik je insuline of andere bloedglucose-verlagende medicatie? Alcohol kan ervoor zorgen dat je sneller een hypo krijgt. Je diëtist kan je helpen dit zo veel mogelijk te voorkomen en als het toch gebeurt, je adviseren over hoe je ermee om kan gaan.
Ziekte
Door koorts, infectie of ziekte kan je bloedglucose uit balans raken. Het is daarom belangrijk om bij ziekte extra goed op te letten en je bloedglucose regelmatig te controleren. Zorg dat je voldoende drinkt en eet. Bel je arts bij aanhoudende koorts en diarree. Raadpleeg bij braken altijd een arts.
Coeliakie
Ongeveer 1% van de bevolking heeft coeliakie. Bij mensen met diabetes type 1 komt coeliakie vier tot negen keer vaker voor. Dit betekent dat 4-9% van de mensen met diabetes type 1 ook coeliakie heeft of ontwikkelt. Wanneer iemand coeliakie heeft, ontstaan ontstekingsreacties in de darm na het eten van gluten. Bij coeliakie wordt daarom een streng glutenvrij dieet voorgeschreven. Wanneer je diabetes hebt is dit een extra moeilijkheid. Glutenvrije producten, zoals glutenvrij brood, bevatten bijvoorbeeld soms meer koolhydraten dan gewone producten. En wanneer het glutenvrij dieet niet strikt genoeg wordt toegepast, reageert je lichaam hierop. Dit heeft ook gevolgen voor de bloedglucosewaarden. Een goede begeleiding door een diëtist is ook hier erg belangrijk.
Ramadan/vasten en diabetes
Volwassenen
met chronische ziekten, waaronder dus ook diabetes, zijn niet verplicht om te
vasten tijdens de Ramadan. In principe krijgen mensen met diabetes altijd het
advies om niet te vasten of het vooral goed te overleggen met de behandelaars.