Samen koken is voor je leerlingen niet alleen leerzaam, maar ook heel erg leuk. Of het nou gaat om alleen roeren en husselen of zelf koken op een fornuis. Iedereen kan wat doen in de keuken! Leer de leerlingen ook nieuwe bereidingswijzen, zoals grillen, stoven en wokken.
Op deze pagina lopen we langs de belangrijkste basiselementen van het koken. Denk aan snijtechnieken, bereidingswijzen en veelgebruikte kooktermen. Neem ze door met je leerlingen voordat jullie in de keuken duiken.
Snijtechnieken
Ga je koken met jongeren of wat oudere kinderen op de basisschool? Dan kun je hen 2 handige technieken laten zien om eten te snijden. We leggen ze hieronder uit.
Klauwtechniek
Bij de klauwtechniek maak je een klauw van je hand en vouw je je vingertoppen naar binnen. Ook je duim zit naar binnen. Als je rechts snijdt maak je een klauw van je linkerhand en als je links bent van je rechterhand. Tijdens het snijden gaat je ‘klauw’ hand steeds een stukje naar achteren.
Brugtechniek
Maak een bruggetje met je duim en je wijsvinger. Leg de groente die je wilt halveren op de snijplank. Houd het mes in je rechterhand (als je links bent, in je linkerhand) en snijd de groente doormidden onder het ‘bruggetje’. Bij zachte groente zoals tomaten, is het handig om eerst even met het puntje van je mes in de schil te prikken voor meer stevigheid.
Ook in onderstaande video (voor kinderen 9-13 jaar) worden snijtechnieken uitgelegd. Kok Pierre Wind laat aan kinderen zien hoe je snijd zonder je eigen vingers te raken:
We hebben ook een video-serie met de Slimme Sjef. Die laat handige snij-trucs zien:
Bereidingswijzen
Eten kun je op verschillende manieren klaarmaken, denk bijvoorbeeld aan stomen, koken, bakken of bereiden in de oven. Deze verschillende manieren van eten klaarmaken noem je bereidingswijzen. Hieronder lopen we de 4 belangrijkste bereidingswijzen voor koken op school langs.
Koken in een pan
Heel veel producten kun je koken, oftewel gaar maken in kokend water. Van pasta, rijst en aardappelen tot groenten als asperges, bloemkool en sperziebonen. En vergeet ook een gekookt eitje niet! Alles wat je nodig hebt is een pan met een deksel. Bekijk met je leerlingen hoe je stap voor stap kookt.
Bakken in een koekenpan
In een koekenpan kun je de lekkerste dingen bakken. Denk aan groente, een omelet, aardappeltjes of een stukje zalm. Bekijk hoe je stap voor stap verschillende producten bakt in een koekenpan.
De oven gebruiken
In de oven kun je bijvoorbeeld brood bakken, maar ook een ovenschotel maken. Met een mooi korstje! Bekijk met je leerlingen hoe je stap voor stapt bakt in de oven en lees meer over de verschillende ovenstanden.
De magnetron gebruiken
Je kunt alles wat je kookt of stoomt ook klaarmaken in de magnetron. En in een magnetron warmt het eten veel sneller op dan in een pan of oven. Heel handig dus. Bekijk met je leerlingen hoe je de magnetron gebruikt.
Wil je meer weten over bijvoorbeeld roerbakken, stoven of grillen? Ga dan naar onze online Kookhulp.
Kookwoordenboek
In recepten staan dingen als: 'Bak, grill, fruit en stoof je ingrediënten tot ze gaar zijn'. Hebben je leerlingen geen idee wat er met die termen bedoeld wordt? Laat ze eens een kijkje nemen in dit (mini)kookwoordenboek.
Kookmanieren
- Koken - In onze taal is koken de overkoepelende term voor het klaarmaken van je warme maaltijd. Maar specifiek maak je met koken je eten gaar in kokend water. Water kookt als het 100°C is. Het water borrelt dan.
- Fruiten - Op laag vuur ui, knoflook of kruiden bakken in wat olie of vloeibaar vet. Laat het eten hierbij niet bruin worden.
- Grillen - Gaar maken van eten door het heel erg heet te maken zonder (veel) vet. Je gebruikt daarvoor bijvoorbeeld de ovengrill of een grillpan.
- Roerbakken - Supersnel bakken van kleine stukjes eten op hoog vuur. Je eten houdt zo veel smaak en vitamines. Het heet ook wel wokken als je het in een wok(pan) bakt.
- Rul bakken - Wordt meestal genoemd bij het bakken van gehakt. Als je gehakt rul bakt roer je constant zodat de vleesstukjes niet aan elkaar plakken.
- Smoren - Groente of paddenstoelen in eigen vocht gaar maken. Dat doe je simpelweg door een deksel op de pan te doen.
- Stoven - Langzaam eten gaar maken op laag vuur in een gesloten braadpan. Stoven duurt lang en gebruik je vooral bij vis, kip en vlees. Maar ook groente en fruit kun je stoven.
Maten
- Gram (g) - Een maat voor gewicht, 1 kilo = 1000 gram.
- Deciliter (dl) - Een maat die je kunt gebruiken om een hoeveelheid vloeistof af te meten (zoals water, melk en yoghurt). 1 deciliter = 100 milliliter = (ongeveer) 100 gram.
- Snufje - Een snufje past tussen je duim en je wijsvinger. Denk aan een snufje kaneel.
- Mespunt - De hoeveelheid die net op het puntje van een mes past.
- Eetlepel en theelepel - De hoeveelheid die in een eetlepel of theelepel past. Er mag geen bolletje op liggen.
Overig
- Kookpunt - Als water bijna 100°C is. Het water borrelt dan nog niet. Je ziet alleen heel kleine belletjes opstijgen.
- Rijzen - Als je aan deeg gist toevoegt dan gaat het rijzen. Het deeg komt dan omhoog en gaat zwellen. Zo maak je deeg lekker luchtig.
- Garneren - Garneren betekent gewoon: je eten versieren. Denk aan plukjes kruiden bovenop een gerecht.
Dit woordenboek vind je ook in het online kookboek De kleine keukenhulp, gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd.