Plantengifstoffen (fytotoxinen) zitten van nature in sommige planten om ze te beschermen tegen ziekten en natuurlijke vijanden, zoals insecten.
Mensen kunnen plantengifstoffen binnenkrijgen via verschillende producten, zoals groente, fruit, aardappelen, peulvruchten, zaden en kruiden. Een teveel kan schadelijk zijn voor je gezondheid. Maar het is onwaarschijnlijk dat ze je ziek maken.
De kans is namelijk klein dat er producten met een te hoog gehalte aan plantengifstoffen in de winkel liggen. Gevarieerd eten en het opvolgen van bewaar- en bereidingsadviezen maakt de kans op een te hoge inname nog kleiner.
Wat zijn plantengifstoffen?
Plantengifstoffen (fytotoxinen) zijn natuurlijke gifstoffen. Ze komen van nature voor in bepaalde planten. Ze beschermen de plant tegen ziekten en natuurlijke vijanden.
Plantengifstoffen kunnen voorkomen in verschillende onderdelen van de plant, zoals de bladeren, stengels, vruchten, wortels en knollen. Mensen kunnen plantengifstoffen binnenkrijgen via verschillende producten, zoals groente, fruit, aardappelen,
peulvruchten, zaden en kruiden.
Voorbeelden van plantengifstoffen
Voorbeelden van plantengifstoffen zijn glycoalkaloïden, glucosinolaten, flavonen, cyanogene glycosiden, lectinen, pyrrolizidine alkaloïden, tropaanalkaloïden, biogene aminen en plantaardige aromastoffen zoals coumarine, allylalkoxybenzenen en glycyrrhizine.
Wat zijn effecten van plantengifstoffen op de gezondheid?
In de onderstaande tabel staan de gezondheidseffecten van
de bekendste plantengifstoffen.
Zijn plantengifstoffen gevaarlijk?
In Nederland krijg je via de voeding normaal gesproken veel minder plantengifstoffen binnen dan de hoeveelheid die schadelijk is. De kans dat deze stoffen je ziek maken is klein. De hoeveelheid plantengifstof in een plant is namelijk erg laag. Bovendien worden veel plantengifstoffen afgebroken tijdens het koken.
De gezondheidsvoordelen van groente, fruit en peulvruchten wegen ruimschoots op tegen het mogelijke risico. Een gevarieerde voeding en een matig gebruik van kruiden maakt het risico op inname van te veel plantengifstoffen nog kleiner.
Hoe zit het met plantengifstoffen in producten uit de winkel?
Er bestaan Europese wettelijke regels en limieten die bepalen hoeveel maximaal van verschillende plantengifstoffen er in producten mag zitten. De fabrikant is er verantwoordelijk voor dat de producten hieraan voldoen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt toezicht op de naleving van deze regels.
De meest giftige aromastoffen, onder andere agarinezuur, waterstofcyanide, coumarine, thujon, estragol, methyleugenol, safrol, pulegon, quassine, teucrin A en menthofuran mogen in de Europese Unie niet in zuivere vorm aan levensmiddelen worden toegevoegd.
Niet-eetbare planten
Niet alle planten in de natuur kun je eten. Sommige kunnen erg giftig zijn, zoals lelietje-van-dalen of vingerhoedskruid. In de warenwet is een lijst opgenomen van planten die daarom niet in bijvoorbeeld kruidenpreparaten verwerkt mogen worden. Wees voorzichtig met het kopen van kruidenpreparaten via internet en lees de etiketten zorgvuldig. En overleg het gebruik van kruidenpreparaten met je arts of apotheker als je medicijnen slikt.
Lees meer over kruidenpreparaten.
Voedingsadvies rondom plantengifstoffen
Als je voedingsmiddelen niet goed bewaart, dan neemt het
gehalte aan plantengifstof soms toe. Dit geldt bijvoorbeeld voor solanine in
aardappelen, die in het licht bewaard worden.
Veel plantengifstoffen verdwijnen tijdens het koken of bakken. Voor solanine en tomatine helpt dat niet.
Heb je misschien een keer iets gegeten waar veel plantengifstoffen in kunnen zitten? Bijvoorbeeld veel kaneel, venkel of anijs? Dan is het niet nodig je daar heel erg zorgen over te maken. Het kan vooral schadelijk zijn voor de gezondheid als je er over een lange tijd elke dag veel van binnenkrijgt, zoals een aantal weken of maanden.
Om de kans te verkleinen dat je te veel plantengifstoffen binnenkrijgt, gelden de volgende adviezen:
- Eet en drink gevarieerd. Dit voorkomt dat je per ongeluk elke dag dezelfde plantengifstof binnenkrijgt.
- Bewaar groenten volgens de voorschriften. De vorming van solanine kun je bijvoorbeeld grotendeels voorkomen door aardappels koel, donker en droog te bewaren.
- Varieer in kruiden en gebruik dus niet steeds grote hoeveelheden dezelfde kruiden. Normaal gebruik van bijvoorbeeld kaneel en anijs is in het algemeen geen probleem, maar het advies is om niet lange tijd achter elkaar grote hoeveelheden te nemen. Voor kaneel is bijvoorbeeld het advies voor volwassenen niet meer dan één theelepel (2 gram) per dag. En bijvoorbeeld niet meerdere kaneelbroodjes op een dag. Voor kinderen is het advies lagere hoeveelheden te nemen. Ben je een echte liefhebber van kaneel? Dan kun je beter Ceylon kaneel kopen, dat nauwelijks coumarine bevat. Deze soort is wel wat duurder dan Chinese kaneel. Op het etiket is helaas vaak niet te vinden welke soort kaneel gebruikt is in een product. Als je het echt wilt weten, zou je dit kunnen navragen bij de winkel of leverancier.
- Drink uit voorzorg niet een lange tijd achter elkaar grote hoeveelheden thee met zoethout, kaneel, venkel of anijs. In het algemeen kan af en toe een kopje geen kwaad. Maar ben je zwanger, geef je borstvoeding, of heb je een kind tot 1 jaar? Dan is het advies helemaal geen thee met kaneel, venkel of anijs te drinken. Ben je zwanger en heb je een hoge bloeddruk? Dan is het advies ook helemaal geen thee met zoethout of drop te nemen.
- Informeer je goed als je planten uit de natuur wilt eten. Soms kun je wel-eetbare planten makkelijk verwisselen met giftige planten. Bij het Nederlands Vergiftigingen Informatie Centrum komen bijvoorbeeld wel klachten binnen waarbij mensen wilde knoflook (daslook) hebben verwisseld met lelietje-van-dalen of herfststijlrood.